De studie werd uitgevoerd in een geografisch beperkt gebied in het zuidoosten van Kameroen (figuur A), waarbij een analyse van de biodiversiteit uitgevoerd werd in drie diverse ‘types’ van bosgebruik: een beschermd bosreservaat, een FSC-gecertificeerde bosconcessie, en een drietal ‘community forests' (van elk < 5.000 ha) die elk doorsneden worden door frequent gebruikte wegen (figuur B).
In het onderzoek werden de populaties van zoogdieren en mestkevers geïnventariseerd in deze bossen (figuur C), waarbij aangetoond kon worden dat de biodiversiteit merkbaar hoger is in het beschermde gebied alsook in de FSC-gecertificeerde concessie in vergelijking met de community forests. In deze laatste bossen heeft de hoge druk van de jacht, door de nabijheid van dorpen en wegen, volgens het onderzoek een bepalende negatieve invloed.

Een analyse van ecosysteemdiensten (ES) uitgevoerd bij de lokale bevolking geeft aan dat de bevoorrading van bushmeat door hen gepercipieerd wordt als de enige ES die niet in overvloed ‘geleverd’ wordt door het bos. Verder onderzoek toont echter aan dat de hoeveelheden bushmeat die uit de regionale bossen gehaald worden hoger zijn dan wat het bosecosysteem aankan, wat de vrees doet groeien dat er ook in de FSC-gecertificeerde concessie proportioneel te veel gejaagd zou worden.
In dit kader is het uiteraard van groot belang dat in de FSC-gecertificeerde concessie de nodige maatregelen genomen worden om overexploitatie van bushmeat tegen te gaan. Hierbij gaat het onder andere over controleposten op de toegangswegen, of het afsluiten van tijdelijke wegen wanneer de exploitatie in een zone heeft plaatsgehad. Ook wordt er ingezet op anti-stroperij brigades. Dergelijke maatregelen die beantwoorden aan de vereisten van de FSC-norm dragen op zich direct bij aan het behoud van de biodiversiteit in bosgebied waar de menselijke druk hoog is. Maar ook andere maatregelen zoals het aanduiden van beschermde gebieden (FSC-principe 6), rond de bescherming van Hoge Beschermingswaarden (FSC-principe 9) en het uitvoeren van een aangepast en doordacht bosbeheer (FSC-principe 10) dragen volgens de onderzoekers zeker bij aan de goeie resultaten op valk van de aanwezige biodiversiteit in de gecertificeerde concessie.


Naast de verschillen in biodiversiteit tussen de types van bosgebruik in termen van populatiegroottes (aantal dieren per soort), toont het onderzoek ook aan dat ook de soortenvariatie verschillend is én dat er sprake is van complementariteit tussen de aaneengrenzende vormen van bosgebruik. Op basis van de vaststellingen raadt de studie aan dat initiatieven rond biodiversiteitsbehoud zich ‘grensoverschrijdend’ moeten richten op alle types van bosgebruik, in plaats van zich enkel te richten op geïsoleerde gebieden. Hierbij kunnen gebieden met een hoge biodiversiteit en/of verder afgelegen gebieden uiteraard prioritair een beschermd statuut krijgen). Het onderzoek onderstreept het belang van complementariteit tussen beschermde gebieden en FSC-gecertificeerde concessies. Deze laatste kunnen zowel een rol als buffergebied hebben, maar bieden ook mogelijkheden om op een (meer) kostenefficiënte wijze de aanwezige biodiversiteit, bosfuncties en ecosysteemdiensten in stand te houden.
Deze tekst is gebaseerd op onderzoek en de publicatie van Simon Lhoest van de Universiteit van Luik – Gembloux (afdeling Agro-Bio Tech). Andere momenteel lopende onderzoeken zullen de conclusie van dit onderzoek vermoedelijk kunnen veralgemenen op een ruimere schaal.