Duurzaam bosbeheer is allicht – ook los van certificering – al een belangrijk streven binnen de Bosgroep Limburg. Hoe maken jullie hier precies werk van?
Karolien Van Diest (Coördinator Bosgroep Limburg vzw): Net zoals bij alle andere Vlaamse Bosgroepen is duurzaam bosbeheer één van de peilers van onze werking. Dit is al zo sinds het prille begin van de bosgroepwerking in 1994. Zo initieerden en initiëren onze bosgroepen de inburgering van methoden en inzichten voor duurzaam bosbeheer in Vlaanderen: gaande van het werken met toekomstbomen, vaste ruimingspistes, het strookgewijs sparen van onderetages bij eindkappen in populierenbossen, de aandacht voor de bodem of voor strooiselverbeterende soorten, het werken aan soortendiversificatie en kwaliteitshout via het inbrengen van kloempen, … Bij elk van onze adviezen wordt gekeken naar de uitgangssituatie van het bos, de wensen van de eigenaar en het wettelijk kader van het perceel. Met de nieuwe wetgeving (het nieuwe Natuurbeheerplan van oktober 2017) en de focus op het behalen van de Vlaamse instandhoudingsdoelen wordt dit laatste aspect complexer, maar ook belangrijker.
Sinds wanneer zijn jullie als bosgroep eigenlijk actief rond FSC-boscertificering? En hoe verliep de evolutie tot vandaag naar aantal en oppervlakte?
Niet lang nadat het Agentschap voor Natuur en Bos in Vlaanderen (ANB) in 2008 (1) van start ging met het FSC-groepscertificaat voor boscertificering, werden al Noord-Limburgse gemeenten met grote boseigendommen gecertificeerd. In die gemeenten was het openbare bos meestal samen met het tussen liggende privébos in een bosbeheerplan opgenomen. Dit gebeurde via de coördinatie van de Bosgroep. Zo werden de betrokken privéboseigenaars door de Bosgroep uitgenodigd om ook tot het FSC-certificaat toe te treden. De eerste bosgroepleden met FSC-bos werden in 2009 verwelkomd binnen dit groepscertificaat. Sindsdien hebben we dit waar de mogelijkheid zich bood, ook qua gebied en beschikbare tijd, regelmatig herhaald. Eind 2018 hadden we zo'n 452 ha FSC-gecertificeerd bos binnen dit groepscertificaat, wat de kleine helft was van de totale Vlaamse oppervlakte gecertificeerd privé-bos.
Hoe gaat zo'n aansluiting bij het groepscertificaat precies in zijn werk? Welke rol spelen jullie als bosgroep hierin?
Wanneer we een mogelijkheid zien in een bepaald gebied, bijvoorbeeld na het afronden van een gezamenlijk beheerplan, stellen we de vraag wie interesse heeft om met haar/zijn bossen toe te treden tot het FSC-groepscertificaat. Hierbij proberen we ook lokale besturen te overtuigen van de meerwaarde die deze (kleine) stap beteken kan. De lijst van geïnteresseerde boseigenaars wordt dan doorgegeven aan de interne auditeur van het ANB, en we organiseren dan samen een infomoment en een terreinbezoek waarbij nagegaan wordt of de percelen voldoen. Als dit het geval is, wordt de aansluiting verder administratief geregeld via het ANB en de Bosgroep. In het kader van de verdere opvolging en controle, houdt de Bosgroep de interne auditor op de hoogte omtrent uitgevoerde beheerwerken in de aangesloten bossen, en we geven ook de juiste opvolging op vlak van administratie bij eventuele verkopen van FSC-gecertificeerd hout. De Bosgroep zorgt er ook voor dat wanneer er interne of externe controles zijn bij een van de aangesloten leden, het terreinbezoek in goede banen geleid wordt, waarbij we doorgaans als Bosgroep de eigenaar in kwestie vertegenwoordigen. Tot slot betaalt de Bosgroep de beperkte jaarlijkse administratieve kost, die aan een FSC-certificaat verbonden is, voor de boseigenaars die zo via ons zich certificeren.
Brengt zo'n aansluiting grote uitdagingen met zich mee voor de boseigenaar en het bosbeheer?
Eigenlijk valt dit best mee. Om toe te treden tot het groepscertificaat stelt het ANB als voorwaarde dat het bos beschikt over een uitgebreid bosbeheerplan (nu een natuurbeheerplan van minimum type 2), en dat de eigenaar het FSC-charter van het groepscertificaat ondertekent. Voor heel wat boseigenaars met zo'n beheerplan is dit maar een kleine stap, met weinig extra vereisten op vlak van het gevoerde bosbeheer als gevolg. De belangrijkste aanpassingen zijn bijvoorbeeld een verhoogde aandacht voor het consequente gebruik van veiligheidskledij bij werkzaamheden in het bos, of specifieke vereisten op vlak van de administratie bij het verkopen van FSC-gecertificeerd hout. Eigenaars, die hun beheer via de Bosgroep organiseren, hoeven niets extra te doen omdat dat sowieso aan de normen voldoet. Als Bosgroep vraagt de administratie en de audits best wel wat tijd in beslag, waardoor de echte inspanningen voor de boseigenaar eerder beperkt zijn.
Welke voordelen of baten zijn er voor jullie leden in kader van zo’n FSC certificering? Of wat is hun belangrijkste motivatie?
Veel mensen menen dat FSC-certificering vooral 'economisch' belangrijk is als men bomen kapt en verkoopt. Bosgroep Limburg ziet de meerwaarde echter ook op andere punten. De vier belangrijkste zijn:
- De erkenning en appreciatie vanuit de omgeving: het hebben van een uitgebreid bosbeheerplan of andere inspanningen zijn bij het grote publiek veel minder gekend dan het FSC-label, dat mensen meer aanspreekt als kwaliteitslabel, vergelijkbaar met het biolabel in de landbouw.
- De erkenning en appreciatie vanuit het beleid en de natuurbeweging voor privébos: met de nieuwe wetgeving en de aandacht voor de instandhoudingsdoelstellingen groeit de indruk dat eerder opgestelde bosbeheersplannen die in uitvoering zijn onvoldoende zijn om deze doelstellingen te halen. Hoewel dit soms terecht is, is certificering een erkenning van het verantwoorde bosbeheer wat in de praktijk gebracht wordt, waarbij de 'beperkende factor' veelal als 'externe factor' geïdentificeerd kan worden (bv. instroom van vervuild water of nutriënten van buitenaf, veranderingen van de watertafel door ingrepen in de omgeving, luchtverontreiniging, of (extreme) droogte) .
- Door de jaarlijkse interne en/of externe audits worden de beheerders en de Bosgroep gedwongen om het gevoerde bosbeheer in beeld te brengen in haar diverse aspecten (beheersmaatregelen, eventueel gebruik van glyfosaat, of ook eventuele ongevallen of klachten van derden). Dit zorgde voor een verbeterd systeem van opvolging, en hierdoor wordt het beheerplan een levend instrument, in plaats van een dik boek in de kast. Het is niet toevallig dat in de nieuwe wetgeving een zesjaarlijkse evaluatie ingebouwd werd. Percelen die in het kader van FSC-certificering jaarlijks opgevolgd worden, gaan dus vlot in het nieuwe systeem over.
Eigenlijk mogen we best trots zijn op wat we als Bosgroepen realiseren. Zo merkte een auditeur tijdens een van onze audits op dat een naburig perceel, wat niet tot de FSC-gecertificeerde oppervlakte behoorde maar wel via de Bosgroep ondersteund werd, qua natuurwaarde en voorbeeldig bosbeheer niet moest onderdoen voor het gecertificeerde perceel. Wat hem betrof, gold dit zelfs breder voor alle privébos wat bij de Bosgroepen aangesloten is, en ook inventarisaties door het INBO lijken deze indruk te bevestigen. De afgelopen 10 à 15 jaar zijn de ecologische indicatoren voor het Vlaamse privébos er sterk op vooruit gegaan, zodanig zelfs dat ze op hetzelfde niveau staan als in het openbaar bos. Maar de erkenning hiervoor is vaak niet of ondermaats aanwezig, en het FSC-keurmerk kan hier ook wel een rol in spelen.
Hoe zien jullie de nabije toekomst voor jullie Bosgroep evolueren in ’t algemeen?
Het belang van bomen en bos stijgt met de dag. Hoewel er een sterke lobby bestaat om de werking van de Bosgroepen te integreren in die van andere, bestaande actoren, is voor ons duidelijk dat de conclusie uit de thesis van 2014 hierover door Judith Ketelslegers nog steeds valabel is: indien men dit beslist, zal de participatieve, bottom-up aanpak van onze werking verloren gaan. En wellicht ook de innoverende kracht die eigen is aan de bosgroepwerking. De spelers in de Vlaamse bossector zien dit ook in, en ondersteunen de roep tot continuïteit en noodzakelijke uitbreiding van onze capaciteiten. Naast een gestage groei qua leden, zien we immers ook ons takenpakket fors aandikken, door een toename op vlak van administratie of rond dossiers van bosuitbreiding. De gewijzigde wetgeving zorgt er bovendien voor dat alle bestaande beheerplannen binnen enkele jaren gereviseerd moeten worden. Drukke tijden voor de boeg dus.
En meer specifiek, hoe schat je de evolutie in op vlak van FSC-boscertificering bij jullie leden?
Onze huidige onderbemanning – of beter 'onderbevrouwing' aangezien er heel wat vrouwen onder mijn collega’s zitten – is de belangrijkste reden waarom er niet al meer privébos in Vlaanderen FSC-gecertificeerd is. De aansluiting bij het groepscertificaat vereist nu eenmaal extra werk en extra tijd (voor audits, opvolging en administratie), en hoewel dit op zich nog meevalt, moeten we hiervoor op dit moment onze eigen werkingsmiddelen inzetten. Mochten wij zelf de baten voor onze leden en zo ook voor onze eigen werking niet zo waardevol vinden, dan zou er in Limburg wellicht ook minder op FSC ingezet worden. We zien de FSC-groei voor het Vlaamse privébos binnen het groepscertificaat van ANB dus sterk gekoppeld aan de ondersteuning die de Vlaamse Bosgroepen de volgende jaren zullen krijgen.
Interview Zomer 2019
Voor meer informatie over de Bosgroep Limburg, kan u hier terecht.
(1) Het ANB had in 2008 al veel ervaring op vlak van FSC-boscertificering daar enkele individuele boscomplexen (zoals Meerdaalwoud & Heverleebos) reeds eerder een FSC-boscertificaat hadden. Ook deze bosgebieden werden in 2008 opgenomen in het groepscertificaat, wat sindsdien openstaat voor domeinbossen, andere openbare bossen, en bossen in handen andere organisaties of private personen.